Vorige maand maakte de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO (OESO-DAC) – de organisatie die statistieken over ontwikkelingssamenwerking verzamelt – de definitieve cijfers van de officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA) voor 2012 bekend.
De DAC, de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO, had in april 2013 nog voorlopige cijfers gepubliceerd, maar de definitieve cijfers brengen nu updates en meer details over hoe de ontwikkelingssamenwerking besteed wordt. Ook bevatten zij een aantal wijzigingen in de titels.
Zoals we eerder al vermeldden in ons 2013 DATA report, bevestigen de definitieve statistieken van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand dat de totale hulpstroom naar ontwikkelingslanden in 2012 voor het tweede jaar op rij is teruggelopen – een scenario dat we niet meer hadden gezien sinds de jaren 90. De definitieve cijfers tonen aan dat de totale ODA-uitgaven in 2012 met 2,8 % waren gedaald ten opzichte van 2011, als gevolg van de krappere overheidsbegrotingen in de rijke landen.
De ODA-uitgaven van de EU15 (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden) daalden tussen 2011 en 2012 zelfs met 7,2 %, meer dan het dubbele van de totale wereldwijde afname van de ontwikkelingssamenwerking. De grootste donateur (VS) verhoogde zijn hulp met minder dan 1 %, de tweede donateur (Verenigd Koninkrijk) bevroor zijn hulp en de volgende twee op rij, Frankrijk en Duitsland, verlaagden hun hulp in vergelijking met 2011 zelfs met 4 %.
Hoewel de definitieve cijfers voor 2012 bevestigen dat de ontwikkelingssamenwerking als geheel is gedaald, moesten de ODA-cijfers voor Afrika en Sub-Sahara-Afrika behoorlijk worden bijgesteld, want in plaats van de eerder geraamde daling vertoonde de hulp aan deze regio’s een stagnatie.
De totale ontwikkelingssamenwerking aan Afrika steeg met 0,21 % en de hulp aan Sub-Sahara-Afrika met 0,34 %. Vanuit de EU15 zagen we echter vergeleken met 2011 opnieuw een daling voor Afrika (8,1 %) en Sub-Sahara-Afrika (10,3 %). De ontwikkelingssamenwerking van de VS aan Afrika en Sub-Sahara-Afrika steeg in deze periode weliswaar, maar de Britse, Duitse en Franse hulp aan het continent liep terug. Deze bezuinigingen kunnen rampzalige gevolgen hebben voor de allerarmste bevolking van de wereld.
In de strijd tegen extreme armoede is al flink wat vooruitgang geboekt. Het aandeel van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft, is sinds 1990 immers gehalveerd. Als we dit zo volhouden, kan extreme armoede in 2030 nagenoeg de wereld uit zijn. Maar nu de arme landen gebukt gaan onder de gevolgen van zware voedsel-, klimaat- en financiële crises, staat de door de donateurs ondersteunde vooruitgang op de tocht.
Als de rijkere landen de strijd niet voortzetten, lopen we het risico dat de enorme vooruitgang die geboekt is op het gebied van extreme armoede geheel teniet wordt gedaan. In het VK heeft de regering bevestigd dat ze zich ook na 2013 zal houden aan het jarenlange internationale streven om 0,7 % van het nationale inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Dit betekent dat de begroting voor ontwikkelingssamenwerking stijgt in overeenstemming met de voorziene Britse economische groei. Het VK is hiermee het eerste G8-land dat aan deze doelstelling voor ontwikkelingssamenwerking voldoet. Andere donateurs moeten er nu ook een schepje bovenop doen en hun jarenlange hulpbeloften nakomen om een einde te maken aan extreme armoede.
Met deze tool krijgt u een overzicht per donateur, ontvanger of sector.
NB: de cijfers zijn exclusief schuldenverlichting en in de prijzen van 2012.